Deutsches Rechtswörterbuch (DRW): (markttägisch)
Artikel davor:
Marktstand
Marktstandgeld
Marktstatt
Marktstättengeld
Marktstelle
Marktsteuer
Marktstier
(Marktsturm)
Markttag
(Markttagsgebot)
(markttägisch)
, Adjektiv
nur niederländisch belegt
markttägisches Gebot "am Markttag vorzunehmendes Aufgebot"
markttägisches Gebot "am Markttag vorzunehmendes Aufgebot"
- zullen de boden mitte roede ... de geschatte huysen, erven ende gronden . .., opten name van de burgermeesteren deser stede bij drie marctdaechsche geboden ter vente doen stellen1406 LeidenKb. 439Faksimile - digitalisiert vom Münchener Digitalisierungszentrum (MDZ)
- 1631 Groot,Inleid.(1952) 19 (I 5 § 16)
- [für alle die gene die haer in den huwelijcken-staet sullen willen begeven, gilt:] drie sonnedaeghsche geboden in de kercke, ofte marcks-daegsche van het raet-huys deser stedeLeidenK. 1658 Art. 101 [ebd. 213]